De Profeet Jezus en zijn moeder Maria
Maria (Arabisch: Merjem مريم) en de Profeet Jezus (Arabisch: ^Iesaa عيسى), moge Allah zijn eer en status verhogen.
Maria was een goede, gelovige Moslimvrouw. Zij hield zich aan alle regels van de islam. Zij verrichtte alle verplichtingen en beging geen zonden. Zij was de dochter van ^Imraan (Arabisch: عِِمران). Haar geloof was de islam.
Zij woonde in Palestina, wat nu Israel wordt genoemd. Zij woonde dicht bij de Al-Aqsa Moskee (Arabisch: مسجد الاقصى). Zij geloofde in Allah en dat Allah de Enige God is. Zij verrichtte alle verplichtingen, zoals het Gebed. Zij had goede eigenschappen, zoals betrouwbaar zijn. Zij beging geen zonden, zoals liegen. Zij had ook geen slechte karaktereigenschappen. Zij was betrouwbaar en eerlijk.
De Engelen kwamen bij Maria om haar te bezoeken. Op een dag kwam er een Engel en hij vertelde haar dat ze een kind zal krijgen en dat Allah dat kind gezegend heeft. Het kind zal zonder vader geboren worden.
Toen Maria bevallen was, kreeg zij een zoon en hij was de Profeet Jezus. Hij was een heel mooi kind en hij had een hele mooie stem.
Toen Maria naar haar bevolking gegaan was, had zij haar kindje bij zich. Ze waren zeer verbaasd dat Maria een kind zonder vader had gekregen. Ze geloofden haar niet en ze zeiden dat ze een leugenaar was, maar Maria was eerlijk en ze loog niet.
Toen de Profeet Jezus opgegroeid was, begon hij de mensen te bevelen om in God te geloven. Hij beval hun om in Allah als Enige God te geloven. Hij beval hun om het Gebed en het Vasten te verrichten. Hij beval hun ook om geen varkensvlees te eten.
De Profeet Jezus was gehoorzaam aan zijn moeder Maria, moge Allah haar rang verhogen. Hij gaf geld aan armen en hij had goede manieren van omgang.
Sommige mensen geloofden wel in de Profeet Jezus. Die gelovigen begonnen anderen te bevelen om in Allah als Enige God te geloven. Zij hebben kleine huisjes gebouwd om daarin te bidden en om God te aanbidden.
De Profeet Jezus was ooit samen met zijn leerlingen in een huis. Toen kwamen de ongelovigen naar hem toe. Zij wilden onze Profeet Jezus slaan en vermoorden. De Engelen kwamen er en hebben de Profeet Jezus meegenomen naar de Hemel. De ongelovigen kwamen het huis binnen en ze hadden de Profeet Jezus niet gezien. Ze hadden een andere persoon meegenomen. Deze persoon leek op de Profeet Jezus. Allah heeft die persoon laten lijken op de Profeet Jezus. De ongelovigen dachten dat deze persoon de Profeet Jezus was. Zo konden de ongelovigen de Profeet Jezus niet vermoorden. Allah heeft hem gered van de verwonding van de ongelovigen.