Vroeger, heel lang geleden, leefde er een vrouw die heel lief was. Zij was een goede Moslimvrouw en haar naam was Maryam (Nederlands: Maria).
Zij woonde in Palestina vlakbij de Al-Aqsa Moskee en aanbad Allah. Zij deed de goede dingen waarvan Allah houdt, zoals bidden. Zij was eerlijk en ze sprak de waarheid. Zij deed nooit dingen waarvan Allah niet houdt, zoals liegen. Dus zij was altijd eerlijk en ze heeft nooit gelogen.
De Engelen kwamen af en toe naar Maryam, vrede zij met haar, om haar op te zoeken. Op een dag kwam er een Engel naar haar toe. Hij vertelde haar dat zij een baby zal krijgen waarvan Allah veel houdt. Maar de Engel vertelde Maryam dat haar baby zonder vader zal worden geboren.
Maryam kreeg later haar baby en het was een jongen. Deze baby was de Profeet Jezus, moge Allah zijn eer en rang verhogen. Hij was heel mooi en had een mooie stem.
Maryam kwam naar haar volk samen met de baby. Het volk bestond uit mensen die bij haar in de buurt woonden. Toen ze haar zagen met de baby in haar handen, waren ze erg verbaasd. Ze waren verbaasd omdat ze een baby zonder vader had gekregen. Ze geloofden haar niet en zeiden dat ze loog. Maar zij was eerlijk en ze zei de waarheid.