Toen de Profeet Jezus groot werd, begon hij de mensen de godsdienst te leren. Hij leerde de mensen dat Allah de Enige God is en dat er geen andere God is dan Allah. Hij leerde de mensen over het Gebed en het Vasten. Hij leerde hen ook dat ze geen varkensvlees mogen eten.
Profeet Jezus was gehoorzaam aan zijn moeder Maryam (Maria), vrede zij met hen. Hij gaf geld aan de mensen die geen geld hadden. Profeet Jezus was netjes, aardig en lief tegen de mensen.
Sommige mensen geloofden toen in de Profeet Jezus. Deze mensen gingen ook met anderen praten en vertelden tegen ze dat ze in de Enige God moeten geloven. Ze gingen ook kleine huizen bouwen om daar te gaan bidden en God te aanbidden.
Profeet Jezus was een keer samen met zijn leerlingen in een huis. De ongelovigen kwamen toen en ze wilden hem slaan en doodmaken. Maar de Engelen kwamen naar de Profeet Jezus en ze namen hem mee en gingen naar de Hemel. De ongelovigen kwamen toen het huis binnen, maar ze hadden Profeet Jezus niet gevonden. Toen hadden ze een leerling van de Profeet Jezus meegenomen. Want Allah heeft deze leerling laten lijken op de Profeet Jezus. Daardoor dachten de ongelovigen dat deze leerling de Profeet Jezus zelf was, maar dat was niet zo. Allah heeft de Profeet Jezus gered en beschermd tegen de ongelovigen. En zo konden ze de Profeet Jezus geen pijn doen en ook niet doodmaken.