Het Nieuwjaar is begonnen
Er is alweer een Maanjaar voorbij en een nieuw jaar is gekomen. Het nieuwe Islamitisch jaar herinnert ons aan de Gezegende gebeurtenis, de grote dag waarop de Profeet naar Medina emigreerde, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen.
De Gezegende Emigratie toont een eervol streven naar menselijke uitmuntendheid. Het bevat verschillende lessen over geduld, verdraagzaamheid, kennis en wijsheid. Deze lessen zijn een verrijking voor de toekomstige generaties. Het is ook een hulpmiddel voor ze dat gebruikt kan worden om moeilijkheden op te lossen en ontberingen te overwinnen en om te leren om door te zetten.
Allah beval de Profeet, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen, om te emigreren en de Profeet gehoorzaamde Allah.
Soerat el-Ehzaab Aya 39 informeert ons over degenen die de bevelen van Allah overbrengen en Hem vrezen, en die voor niemand bang zijn behalve Allah. De Profeet emigreerde niet uit angst voor zijn familiestam de Qoereisj, maar de Profeet volgde het bevel van Allah op, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen.
De staat van het volk voor de komst van de Profeet, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen:
De samenleving van Mekka verdronk in onwetendheid en de mensen aanbaden afgoden. Ze begroeven hun pasgeboren dochters terwijl ze nog leefden. Ze pleegden onrecht bij de vrouwen, plunderden en vermoordden hun buren, namen wraak voor hun stam en pleegden vele slechte daden en buitensporigheid.
De mensen waren toen gehecht aan een immorele levensstijl die in strijd was met de juiste manieren en ethiek die werden onderwezen door de Profeten van Allah. Zoals Profeet Abraham (Arabisch: Ibrahiem, إبراهيم) en Profeet Ismaël (Arabisch: Isma^iel, إسماعيل), die de voorouders van de mensen van Mekka onderwezen in de Islam.
De Islam is de religie van alle Profeten, waaronder de Profeet Mozes (Arabisch: Moesaa, موسى) en de Profeet Jezus (Arabisch: ^Iesaa, عيسى). Moge Allah de eer en de rang van alle Profeten verhogen. Door de Islam te volgen, overheersen uitmuntendheid, gerechtigheid en vrede en kan de beloning van in het Hiernamaals worden bereikt.
De Profeet, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen, liet de Islam opleven:
Allah, de Verhevene in status, zond de Profeet Moehammed, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen, met leiding om de oproep tot de Islam te hernieuwen. Dat was in het tijdperk van onwetendheid, in de tijd dat de religie in de vergetelheid was geraakt nadat de Profeet Jezus naar de tweede Hemel was verheven. Er was minder dan 600 jaar tussen de Profeet Moehammed en de Profeet Jezus, moge Allah hun eer en rang verhogen.
De Profeet Moehammed, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen, was 40 jaar oud toen hij de Openbaring in Mekka ontving en de opdracht kreeg om de Islam te onderwijzen.
Niemand volgde de Islam toen onder de mensen. De laatste persoon die de Tauwhied (geloven in de Eenheid van God) volgde, stierf 5 jaar voor de Openbaring. De Arabieren waren toen voornamelijk heidenen. De Perzen aanbaden het Vuur. De Romeinen aanbaden toen Jezus en de afgoden en andere mensen op aarde deden andere godslasterlijke handelingen. Er heerste volledige duisternis!
Allah beval de Profeet om zijn familie en stam tot de Islam op te roepen. De Profeet, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen, verzamelde hen en beval hen om Moslim te worden. Zijn oom Aboe Lahab beschimpte hem en maakte hem belachelijk.
Tijdens het belangrijkste handelsseizoen begaf de Profeet, vrede zij met hem, zich onder de stammen die vanwege dit seizoen samenkwamen en hij zei met luide stem tegen hen: “Zeg La ilaha illallaah tuflihoe.” Wat betekent: “Zeg dat er geen andere God is dan Allah en jullie zullen winnen.” Aboe Lahab volgde hem altijd en zei nadat hij deze oproep deed: “Geloof hem niet.”
De Profeet, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen, bracht de mensen het goede nieuws van de grote beloning voor degenen die geloofden. Maar hij waarschuwde ook degenen die niet geloven voor een zware marteling in het Hiernamaals.
De schade van de Qoereisj:
In het begin van de Oproep van de Profeet geloofden slechts een paar mensen in hem, en de meerderheid van de mensen deed afstand van zijn Oproep en ontkende zijn Profeetschap.
De godslasteraars van de Qoereisj waren tegen de oproep tot de Islam en vielen de Profeet en de Moslims op vele manieren lastig. De Profeet, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen, werd persoonlijk geschaad, samen met zijn onderdrukte volgelingen.
De schade en onderdrukking waren ernstig en gewelddadig en namen toe na de dood van de oom van de Profeet, Aboe Talib, en zijn vrouw Gadiedja, moge Allah haar rang verhogen.
Op een dag, terwijl de Profeet, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen, neerknielde tijdens het bidden, gooiden de godslasteraars het vruchtvlies van een kameel naar hem. Zijn dochter Fatima, moge Allah haar rang verhogen, haastte zich en nam het van zijn rug af en keurde deze handeling van de godslasteraars af.
Bilal, de zoon van Rabaah al-Habashiey, werd gemarteld onder de brandende hitte van de zon op het brandende zand van de woestijn. Ze legden stenen op zijn borst tijdens de hete middagtijd.
Soemayyah, de moeder van ^Ammaar, en haar man Yasir stierven als martelaren omdat ze zich niet hadden onderworpen aan de wensen van de godslasteraars van de Qoereisj. Ze volhardden hardnekkig om hun geloofsgetuigenis niet in te trekken; ^Ammaar, de zoon van Yasir, werd ook gemarteld.
Op een dag durfde een persoon met de naam ^Oeqbah naar de Profeet te komen, ﷺ moge Allah zijn eer en rang verhogen. Deze man greep de Profeet bij zijn schouders en wurgde hem heel krachtig totdat Aboe Bakr kwam en hem tegenhield en zei, wat betekent: “Wil je een man doden die zegt dat Allah mijn Heer is en die bewijzen van Allah heeft geleverd?”
De Profeet en zijn metgezellen die in hem geloofden, hebben de verkeerde handelingen van de godslasteraars verdragen en getolereerd door standvastig te blijven op het pad van de Islam en te handelen in overeenstemming met wat hen van zijn regels is opgelegd.