^Omar is een leerling die veel van zijn school houdt. Want hij leert veel dingen op zijn school die hij mooi en goed vindt. Daardoor gaat hij heel graag naar school en hij is ook heel blij als hij naar school gaat.

Op een dag ging ^Omar naar school en daar zag hij iets heel moois. De school was heel mooi versierd. Overal waren er mooie versieringen. Tussen de mooie versieringen hingen mooie lantaarns met verschillende kleuren die prachtige kleuren licht gaven. ^Omar was zeer verbaasd en verrast. Hij vroeg zich af waarom de school vandaag versierd was.

^Omar ging naar zijn juf en vroeg haar: “Waarom is de school zo mooi versierd vandaag?”

De juf antwoordde ^Omar: “Wij zijn in de laatste dagen van de maand Sja^baan.”

De juf vroeg ^Omar toen: “Welke maand komt na de maand Sja^baan?”

^Omar ging nadenken totdat hij tot het juiste antwoord kwam. Hij zei toen tegen zijn juf: “Dan komt de maand Ramadan.” En hij lachte toen heel blij.

De juf zei toen tegen ^Omar: “Goed zo ^Omar, nu weet je waarom de school vandaag versierd is. Dit is voor de maand Ramadan. De werkers van de school hebben de school versierd, omdat ze heel blij zijn dat de maand Ramadan eraan komt. Want Ramadan is een bijzondere maand en het is de allerbeste maand. ^Omar, jij en ik gaan hen ook helpen en we gaan onze klas versieren.”

^Omar en zijn klasgenoten waren heel blij omdat zij ook hun klas gingen versieren. Daarna gingen ^Omar en zijn klasgenoten samen met de juf hun klas versieren.

Wat hadden ze daarna gedaan? Dat krijgen jullie in het tweede deel van het verhaal te weten.