Hoe wordt de aanbidding (El-^Ibadah العبادة) geaccepteerd?
Het aanbidden van Allah wordt alleen van de gelovigen geaccepteerd. De gelovigen geloven in het bestaan van Allah en ze vergelijken Hem niet met de schepsels. In Soerat Asj-Asjoera (Arabisch: سورة الشورى) Ayah 11 staat, wat betekent: [Niets lijkt op Hem, op geen enkele manier]. De Profeet, moge Allah zijn eer en rang verhogen, zei wat betekent: "Het is verboden een denkbeeld te maken van Allah". (overgeleverd door de Imam Aboel-Qasim Al-Ansariej. Arabisch: أبو القاسم الانصاري). Een denkbeeld maken van Allah, leidt tot het vergelijken van Allah met de schepsels. Het is verboden om te bedenken dat Allah een vorm heeft. Het is verboden om te bedenken dat Allah een lichaam heeft. Het is verboden om te bedenken dat Allah een ruimte vult. Het is verboden om te bedenken dat Allah een kleur heeft. Het is verboden om Allah te vergelijken met de eigenschappen van de schepsels. Alle gedachten en beelden zijn geschapen en Allah lijkt er niet op.
De geleerde Imam Al-Ghazaliej (Arabisch: الغزالي) zei, wat betekent: "Het aanbidden is pas geldig nadat diegene de juiste kennis en geloof heeft in Degene Die de aanbidding verdient [Allah]”. Dat wil zeggen dat de aanbidding van degene die Allah niet kent en Hem vergelijkt met de schepsels ongeldig is. Dit is zo als hij bijvoorbeeld gelooft dat Allah op het licht lijkt of iets dergelijks, of hij gelooft dat Allah in de hemel verblijft, of hij gelooft dat Allah op de Troon (Arabisch: El-^arsh, العرش) zit, of hij schrijft een eigenschap van de mensen aan Allah toe. Diegene aanbidt iets wat een waandenkbeeld is en daarmee kent hij een deelgenoot in de Goddelijkheid aan Allah toe. De aanbidding van degene die een onjuist geloof in Allah heeft is ongeldig.