Wat is het Islamitische oordeel over de daden van de persoon?
Volgens het oordeel van de Islamitische geleerden zijn de daden onder te verdelen in zeven categorieën:
1. De verplichte daden (Arabisch: waadjib, واجب)
2. De aanbevolen daden (Arabisch: mendoeb, مندوب)
3. De verboden daden (Arabisch: haraam, حرام)
4. De daden waar niet van wordt gehouden (Arabisch: mekroeh, مكروه)
5. De toegestane, neutrale daden (Arabisch: moebaah, مباح)
6. De geldige daden (Arabisch: sahieh, صحيح)
7. De ongeldige daden (Arabisch: batil, باطل)
Hieronder volgt een korte uitleg over al deze soorten daden.
1. De verplichte daden (waadjib): Deze daden worden ook wel met het Arabische woord ‘Fard فرض’ omschreven. Dit zijn de daden waarvoor degene die ze uitvoert een beloning zal krijgen en waarvoor degene die ze nalaat een bestraffing verdient. De verplichte daden kunnen ook weer onderverdeeld worden in twee soorten. Zo zijn er persoonlijke verplichtingen (Fard ^ayn فرض عين) en gemeenschappelijke verplichtingen (Fard kifajah فرض كفاية).
Een voorbeeld van de persoonlijke verplichtingen is het Gebed, dat is verplicht gesteld voor iedere verantwoordelijke (Arabisch: moekellef, مكلف) persoon.
Voor de gemeenschappelijke verplichtingen geldt dat wanneer sommige mensen deze uitvoeren, dat het dan geen verplichting meer is voor de anderen. Voorbeelden van deze daden zijn het gemeenschappelijke Gebed (Arabisch: Djama^ah, جماعة) en het uit het hoofd leren van de Koran.
2. De aanbevolen daden (mendoeb): Als een persoon dit soort daden uitvoert, zal hij beloning krijgen. Maar degene die dit niet doet, verdient geen bestraffing.
Voorbeelden van dit soort daden zijn het aanbevolen Gebed (Arabisch: Soennah, سنة) en het gebruiken van de Siwaak (Arabisch: سواك).
3. De verboden daden (haraam): Deze daden worden vermeden omdat Allah ons heeft bevolen om deze daden niet te verrichten. Degene die deze daden niet uitvoert, ontvangt beloning, maar degene die deze daden wel verricht is een zondaar en verdient de bestraffing daarvoor.
Voorbeelden hiervan zijn het drinken van alcohol, rente ontvangen (voorwaardelijke vergoeding voor het lenen van geld), liegen, stelen, de ouders schade toebrengen en het roken van sigaretten wanneer het schadelijk is voor iemand zijn gezondheid.
4. De daden waar niet van wordt gehouden (mekroeh): Als men deze daden niet uitvoert, krijgt men daar beloning voor. Maar als iemand deze daden wel verricht, zal daar geen bestraffing voor zijn.
Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het verspillen van water tijdens de kleine wassing vóór het Gebed (Arabisch: Woedoe’, الوضوء) of de verplichte grote wassing (Arabisch: Ghoesl, الغسل).
5. De toegestane, neutrale daden (moebaah): Voor het verrichten van deze daden krijgt men geen beloning en ook geen bestraffing.
Voorbeelden hiervan zijn het hebben van overdadige hoeveelheden van toegestane kleding of eten, het dragen van wol in plaats van katoen en het eten van kikkererwten in plaats van bonen.
6. De geldige daden (sahieh): Deze daden zijn verricht in overeenstemming met de regels van de Islam, waarbij alle voorwaarden en verplichte onderdelen correct zijn uitgevoerd.
7. De ongeldige daden (batil): Dit is het tegenovergestelde van de geldige daden. Bij het uitvoeren van deze daden is niet voldaan aan de voorwaarden of een verplicht onderdeel is niet uitgevoerd.